“Als sij rammelen, soo springen se over ende weer over de moerhaes heen”

31 augustus 2017

Dat staat in het oude handschrift ‘Jacht-Bedryff’ uit 1636 over de haas. Hét haas, zeggen jagers. Ze noemen hem lepelman, meester Lampe, langoor, mummelman en rammelaar. Jagers beweren dat je in de rammeltijd (paartijd) het rammelen van de testikels kunt horen. Vier keer per jaar rammelt de haas. De moerhaas heeft heel wat te verduren. De rammelaar grijpt haar in de nek. Je vindt het hazenwol in het veld. In het Middeleeuwse episch dierdicht ‘Van den Vos Reynaerde’ heet de haas Cuwaert. Reintje wordt ervan beschuldigd te hebben gepoogd Cuwaert te doden. Daar lag toen al een probleem. De vos behoort te worden bejaagd, want hij is de concurrent van jagers die graag een hazenbout in de pan willen.


Rammelende hazen onder rook van Meppel – Hero Moorlag

Er is een tijd geweest dat men zich over het aantal hazen niet druk maakte, want het wemelde van de langoren. Toch schreef de Provincie Drenthe in 1873 een beperkt jachtverbod uit om stroperij tegen te gaan of beter te kunnen aanpakken. Drenten beschouwden echter stroperij niet als verkeerd. Wild was immers van iedereen en hazen waren een plaag geworden. Ze veroorzaakten veel schade aan gewassen. Enkele boeren dreven de spot met het jachtverbod. Een boer uit Borger schrijft in november 1873 in de Provinciale Asser Courant: ‘Meneer de kraantenschriever! Wat wilt ze nou in Assen? Moet wij deur de hazen hielemoal opvreten worden? Man ‘t is godgeklaagd zoo’n last as wij der van hebt! Waor mot dat hen as ze nou maor drie dagen in de week meugt jagen. Kun i’j daor niet wat an doen? As ‘t lukt, zul wi’j je een dikke haze brengen, want hier bent ze in overvloed.’ Een andere boer: ‘Ik kan je veur waorheid verklaoren dat hier de hazen bij koppels van tien loopt te speulen op ‘t bouwland. Ze komt zölfs in ‘t darp en loopt as honden de straot langs. En as men op de vingers fluit, wilt ze niet eens meer weglopen. Zo brutaal wordt ‘t goed!’

Bedreigingen

Kom daar tegenwoordig eens om. Voor slierten van zes of zeven rammelende hazen moet je naar de kleipolders van Noord-Groningen. Zelfs in een Drents natuurgebied mag je blij zijn één of twee hazen te zien. Op akkers en weilanden kom je nauwelijks een haas tegen. De eerste haasjes worden eind februari geboren. Hun ogen zijn meteen open en hun vacht is dicht. Hazen leven altijd bovengronds, ook als er sneeuw ligt of als het vriest. Zwarte kraaien weten de boorlingen te vinden. In mei volgt de tweede worp. Kraai, gaai en vos hebben dan ook jongen die gevoed moeten worden. En liggen de haasjes in een weiland, dan worden ze kapot gemaaid tijdens de eerste snee. Daarna volgt nog een derde en vierde worp.


Kwetsbaar in de sneeuw – Hero Moorlag

Waarom zien we dan toch zo weinig hazen? Ik discussieer daarover met jagers. Ze wijten het geringe aantal hazen aan roofwild, maar zouden bestrijdingsmiddelen niet een rol kunnen spelen? Ik zag een tractor met smalle banden door een aardappelveld rijden. Achter de tractor een container met klotsend gif dat middels lange armen over het gewas werd gespoten. Daar kan toch geen haas meer leven, dacht ik. Een haas is een selectieve eter. Hij laveit, net als een ree. Hij eet klaver, kool, knollen en allerlei onkruiden. Maar in welk weiland met turbogras vind je nog onkruiden. Een haas heeft daar niets te zoeken. Dat moet anders. Minder kunstmest, minder gif, kruidenrijke akkerranden en bonte bermen. In het kielzog van vlinders en bijen komen in een soortenrijker milieu vogels en zoogdieren als de haas.


Haas bij ochtendgloren – Hero Moorlag