Zoeken
Herfstgelukjes, gedachten en gevoelens
26 oktober 2020
Herfstgelukjes, gedachten en gevoelens
Door Natuurspotter Jan van Ginkel
De nazomer heeft lang aangehouden, maar het najaar dringt nu toch door. In de bossen, op de heide, in mijn hart en in mijn ziel. Najaar komt met verrassingen, belevenissen die volkomen uit de lucht lijken vallen. Neem de ijsvogel die vlak voor mijn keukenraam even plaatsneemt. Dichters denken in zo’n geval dat de natuur nog een keertje flink uitpakt alvorens kleurloos in winterslaap te gaan. Temeer kleurloos daar het al jaren niet of nauwelijks wintert. In plaats van sneeuw, rijp en ijs krijgen we regen, mist en druilerige dagen. Maar de ijsvogel en ook ’t winterkoninkje prefereren zo’n zachte winter. Suggereren hun namen wat anders, beide vogels leggen het loodje als de temperatuur te diep en te lang onder nul duikt. De winterkoning heeft een hoofdstuk gekregen in mijn boek Snuustern in Drenthe’s natuur en cultuur. Begin november verschijnt het bij Het Drentse Boek. De waanzinnig mooie ijsvogel moet het doen met een plekje in deze blog.
IJsvogels zwerven in het najaar rond. Ze scheren in mijn buurt over het Oranjekanaal, het stroompje, sloten en wijken. Meestal zie ik niet meer dan een blauwe flits. Een schicht, als ijs zo blauw. Het kobaltblauw slaat echter niet op ijs maar op ijzer. Althans zo wordt de naam verklaard vanuit het oud-Duitse Eisenfogel. Het is treffend een ijzervogel te fotograferen, zittend op het ijzeren klepje boven de pijp van mijn roestige buitenkachel.
Overleven
Het winterkoninkje is, samen met het roodborstje, één van de weinige vogels die ook ’s winters zingen. Het verhaal gaat dat de vogeltjes in barre tijden elkaar opzoeken en dicht tegen elkaar aan kruipen om samen warm te blijven. Blijf maar eens warm met nog geen tien gram aan gewicht. Samengeschoold of niet, uit tellingen is gebleken dat het aantal winterkoninkjes na de strenge vorst in januari 1997 met meer dan de helft was afgenomen. In de grote bossen kwam je geen winterkoning meer tegen. Een groot deel zal omgekomen zijn, een deel zal zijn vertrokken. Twee jaren na het dieptepunt van januari ‘97 was het aantal winterkoninkjes in Drenthe weer terug op het oude peil. (Bron: Broedvogels van Drenthe, door WAD.)
Klein Jantje luidt de bijnaam van dit parmantige vogeltje. Ik denk wel eens dat mijn hart zo groot is als deze kleine gast en mijn mond als die van zijn volume. Ik voel mij in deze covid19-tijd klein als Jantje en narrig uit machteloosheid. Soms heb ik zin er de brui aan te geven. Dan overheerst het fatalistische gevoel dat we met oogkleppen op naar een ecologische catastrofe denderen. Dan zou ik willen ‘doodslaan’. Ik denk aan een gedicht van Willem Elsschot. Het gaat over een man die met spijt en afschuw zijn ouder wordende vrouw beschouwt. Hij overweegt haar dood te slaan en het huis in brand te steken om ergens anders een nieuwe liefde te vinden. De meest geciteerde regels staan in de volgende strofe:
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
De ouder wordende vrouw en het in brand te steken huis zie ik als metaforen voor de aftakelende natuur, het leger worden van de omgeving. Wetten en praktische bezwaren zou ik aan de kant kunnen schuiven, een anarchistisch trekje van mij, maar de onverklaarbare weemoedigheid, lees de hang aan het leven, niet. Deze is in de herfst doorslaggevend en na een goede nachtrust ga ik weer vol moed van de natuur genieten.
Door stil te staan bij het nestje van de zwartkop. Mijn Mieke en ik hebben de zwartkoppen gevolgd bij het bouwen van hun nest tot aan het uitvliegen van de jongen. Maar we hebben het nest niet gezocht en komen het nu pas tegen bij het verwijderen van oude bloeistengels van de judaspenning.
Paddenstoelenweelde
Na deze ontboezeming en in aansluiting op mijn vorige blog over paddenstoelen en naaldbos, wil ik enkele waarnemingen doorgeven. De eerste betreft die van de oorlepelzwam Auriscampium vulgare.
Het oorlepelzwammetje, een stekelzwam, kende ik tot voor kort alleen uit de literatuur. Het groeit op dennenkegels en is de afgelopen zeven decennia van algemeen tot zeldzaam geworden. Na de afname van de verzuring door zwaveldioxide aan het begin van de 21e eeuw zijn de aantallen weer toegenomen. (Bron: Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe door PWD.) Het paddenstoeltje valt totaal niet op. Ik vond het door op een aantal plaatsen gericht te gaan zoeken en voelde mij rijk toen ik het aantrof. Ook al omdat de kenmerken zo opvallend zijn dat misverstanden in determinatie onmogelijk zijn. Zie de stekels, het sporenvormende weefsel onderaan de hoedjes en de excentrisch geplaatste steel. De massaal aanwezige russula’s geven op dit front meer problemen. Gelukkig hangt mijn genot van paddenstoelen niet af van naamgeving hoewel dit een sport blijft.
Met de kammetjesstekelzwam Hericium coralloides blijven we in de groep van stekelzwammen. Ik tof hem aan op beukenhout in een brede laanbeplanting van beuken in de boswachterij Hart van Drenthe. Mijn eerste waarneming in Drenthe nadat ik ooit een groot exemplaar in een beukenbos aan de Seine had gevonden. Volgens de Atlas zijn onze bossen nog te jong voor een goed substraat (sterk verrottende beukenstammen) voor deze soort. Zou ik er dan toch naast zitten?
Op deze prent zien we twee soorten. Een amaniet en de onooglijke draadknotszwam Macrotyphula juncea die zich weer presenteerde als de haren op een hond. Als je ze een maal hebt gezien, zijn deze tot 2 mm dikke en 10 cm lange ‘knotsjes’ niet te missen. Hij komt voor op relatief rijkere grond, zoals leemhoudend zand en door schelpenkalk verrijkte bosbodems langs – voormalige- schelpenpaadjes.
De grofplaatrussula Russula nigricans is zeer algemeen en foto’s zoals bovenstaande, gemaakt door Mieke, zijn dan ook op heel veel plekjes te maken. Als je er voor op je buik wilt liggen en je niets aantrekt van langskomende fietsers die bij god niet weten wat of je ziet. Hun soms laatdunkend commentaar geeft de armoede en paardenbril aan waarmee de gemiddelde Nederlander van het bos geniet. Zo ben ik weer terug bij Elsschot en dat wil ik niet. Ik eindig deze aflevering liever met een allemans vriendje, niet voor niets hét symbool op de Engelse kerstkaart.
Roodborst
De roodborst zingt in oktober als herboren
winter staat op wacht
Oktober 2020, Jan van Ginkel