Zoeken
Op naar een natuurrijkere buurt
18 juni 2020
Op naar een natuurrijkere buurt
Door Natuurspotter Aaldrik Pot
De afgelopen dagen heeft de ‘maaieritus’ weer volop toegeslagen. De openbare gazonnetjes in mijn woonplaats Norg hebben zich eigenlijk nog niet hersteld van de droogte. Bloemen zoals boterbloem, madeliefje en ereprijs staken ook net weer de kop op, maar het zijn weer strakke biljartlakens. Met grote gele plekken erin, dat wel. Ook alle stoepplantjes die nog wat leven en kleur gaven in de betonwereld, zijn netjes weg geborsteld. Alles weer schoon en fris …
Een paar weken geleden had ik nog goede hoop dat er misschien wel snel wat zou kunnen veranderen in de netheidscultus in onze tuinen en het openbaar groen. De Hortus in Leiden had het prijzenswaardige initiatief om via www.stoepplantjes.nl aandacht te vragen voor de ecologische waarde van stoepplantjes. Uit Engeland en Frankrijk waaide zelfs botanical chalking, oftewel botanisch stoepkrijten, over. Voor Staatsbosbeheer maakte ik een kort filmpje over deze vorm van natuureducatie:
Urban chalking, ken jij het al? Onze @aaldrikpot ging in zijn buurt aan de slag om wat #stoepplantjes van naam te voorzien. Ontdek ook jouw straat! #urbanchalking @stoepplantjes pic.twitter.com/ywE0nmJ5Dd
— Staatsbosbeheer (@staatsbosbeheer) May 18, 2020
Maar verandering in denken over het belang van tuinen, tuinieren en beheer van openbaar groen gaat natuurlijk niet snel. Bovendien zitten veel bewoners ook niet te wachten op een oerwoud op de stoep en in groenperkjes. Het is echter mijn stellige overtuiging dat we natuur – waar we de afgelopen tijd met elkaar weer volop gebruik van hebben gemaakt – meer ruimte moeten geven. En dat begint niet in natuurgebieden, maar in onze eigen achtertuin. Als je alle tuintjes, gemeentelijke gazons, bloemperken en ander klein openbaar groen optelt, heb je een enorm natuurgebied waar planten, insecten, vogels en zelfs zoogdieren wél iets aan hebben. En uiteindelijk wij dus ook. Uit tal van onderzoek blijkt dat mensen blijer en gelukkiger worden van een groene leefomgeving.
Gisteravond nog appte de buurvrouw opgetogen dat ze weer een egel in onze minituin hoorde. Het diertje zat smakkend te smullen van de slakken die met het vochtige weer uit hun schuilplaats waren gekomen. Onze tuinen zijn omheind met een schutting, maar een kleine opening is genoeg voor een egel om op bezoek te komen. Onze tuin is met zo’n 30 vierkante meter echter niet groot genoeg als permanent leefgebied voor een egel, maar als we samen met het openbaar groen aan een soort ‘ecologische buurtstructuur’ zouden kunnen werken, kunnen meer mensen ongetwijfeld vaker genieten van egels in hun tuin. Nu moeten deze dieren nog over grote afstanden van oase naar oase om hun kostje bij elkaar te scharrelen.
Maar goed, het begint allemaal met een andere kijk op tuinen en groen. En de trend dat steeds meer tuinen volledig bestraat zijn, is niet bepaald een gunstige ontwikkeling. Willen we meer natuur om ons heen, dan moeten we accepteren dat er een bepaalde mate van verrommeling is. Dat er in openbaar groen zoals nu vaak gebeurt vooral onderhoudsarme planten en struiken staan, maar wellicht arbeidsintensievere wilde soorten die wél aantrekkelijk zijn voor insecten. We zullen ook moeten leven met het feit dat er af en toe poep op het terras ligt van zwaluwen die onder de dakgoot nestelen of egels die hun gevoeg gewoon tussen de salie en het longkruid achterlaten. En je moet er tegen kunnen dat je ’s morgens vroeg misschien wakker wordt van een merel die op de dakrand zit te zingen. Het lijk mij hoe dan ook heerlijk.