Beschermgodin klautert op

4 september 2017

Uilen spotten is niet eenvoudig, maar de steenuil vormt daarop een uitzondering. Als je eenmaal weet waar een steenuil broedt, is het best eenvoudig om ze regelmatig te zien. Ze zitten graag overdag even in het zonnetje, vaak op vaste plekken. Gelukkig ken ik een paar van die plekjes. Met een veranderlijke blik kijken ze om zich heen. Het ene moment is die blik wat dromerig, het andere moment kan die alert, boos, indringend of wat wijs zijn. Die laatste blik schuilt ook in de Latijnse naam Athene noctua: Athene nachtvogel. Dit is verwijzing naar Pallas Athene, godin van de wijsheid en beschermgodin van de Griekse hoofdstad. De Grieken hebben nog steeds een hoge pet op van de steenuil. Traditioneel wordt de soort afgebeeld op munten, zo ook op de Griekse euromunt.

Belang van kleinschaligheid

Diverse uilensoorten zijn sterk afhankelijk van muizen, maar dat is bij de steenuil zeer zeker niet het geval. De prooikeuze is breed en varieert van vogels tot kleine zoogdieren, grote insecten, regenwormen en amfibieën. Hierbij reageren ze op variatie in prooiaanbod in het seizoen en tussen jaren. In jaren met weinig muizen wordt overgeschakeld naar bij voorbeeld vogels. Als er veel meikevers zijn dan gaat de aandacht daar naar uit. Als het nat is en regenwormen naar de oppervlakte komen, dan zijn die in beeld. Voor dit gevarieerde menu is een gevarieerd landschap noodzakelijk. Kleinschalige landschappen met veel heggetjes, houtwallen, poelen, rommelhoekjes en vochtig extensief beheerd grasland (vooral weilandjes) spelen hierbij een cruciale rol. Om deze reden is de steenuil gevoelig voor schaalvergroting in de landbouw.

Ontwikkeling in de stand

De benodigde kleinschaligheid heeft de Steenuil lange tijd in Drenthe kunnen  vinden. Het van oorsprong kleinschalige esdorpenlandschap had deze vogel veel te bieden. In oude eiken op de houtwallen waren voldoende holten te vinden om in te broeden en anders wel in de boerenschuurtjes in de dorpen. Erven met stapels brandhout, boomgaarden, mesthoopjes en met houtwallen doorspekte weilanden waren het ideale jachtgebied. De aantallen fluctueerden onder invloed van strenge winters, waarvoor ze gevoelig zijn. In de jaren 80 van de vorige eeuw namen de aantallen af, in het voetspoor van grote verandering in landschap door schaalvergroting en intensivering van de landbouw. Naast de afname van voedselbeschikbaarheid nam ook de broedgelegenheid af, zowel op als buiten het boerenerf. In de periode van 1990 -2000 waren er in Drenthe nog maar een kleine 100 paartjes over. Toch lijkt de steenuil weer wat uit het dal te klimmen, vooral op de zandgronden, waar ook Drenthe deel van uit maakt. De laatste schattingen wijzen op een aantal van 120 tot 170 paartjes.

Hobbyboertjes en Drenthenieren

De recente lichte toename laat zien dat de algemene misère onder de boerenlandvogels wat aan de steenuil voorbij gaat. In en rond veel dorpen zijn veel veehouderijen verdwenen: gestopt of naar het buitengebied verplaatst. Hobbyboertjes en “mensen die Drenthenieren” beheren nu de voormalige boerderijen en hun landerijen. Het grondgebruik is hierdoor minder intensief en het landschap is relatief gaaf gebleven of via allerlei projecten juist weer in ere hersteld. Veel mensen die eenmaal een steenuil op het erf hebben, doen er alles aan om het de diertjes naar de zin te maken. Het lijken juist deze plekken waar de steenuilen hun kansen grijpen. Maar er speelt meer. Klimaatsverandering draagt bij aan het uitblijven van strenge winters en dus minder winterslachtoffers. Als je daar het sterk gegroeide aanbod van speciale nestkasten bij optelt (dankzij vrijwilligers van de Steenuilenwerkgroep Drenthe), dan lijken de zwaarste tijden achter de rug. Voor de terugkeer buiten de dorpen zal een krachtig landschapsherstel en extensivering van de landbouw noodzakelijk zijn, politieke keuzes.

(Schoor)steenuil

Het ophangen van nestkasten heeft bijgedragen aan het verhogen van broedmogelijkheden en  broedsucces en daarmee ook het populatieherstel. Toch weet een deel van de uilen toch nog steeds een eigen plekje te vinden. Houtstapels, maar ook kleine ruimten onder daken zijn daar voorbeelden van. Een broedplek waar een Steenuil echt tot zijn recht komt, is de schoorsteen. Omgeven door bakstenen kunnen ze er veilig schuilen en hun jongen grootbrengen. Als een duveltje uit een doosje kunnen ze tevoorschijn komen om op gewenste momenten zonnestralen op te pikken. Bovendien hebben ze een vrij uitzicht om de gebeurtenissen in de weide omgeving te volgen, met en wijze blik, als beschermgodin van het dorp.